IJsselstein
Is een stad en gemeente in de Nederlandse provincie Utrecht. De gemeente herbergt 34.001 inwoners (31 maart 2015, bron: CBS) op een oppervlakte van 21,62 km² (waarvan 0,46 km² water). IJsselstein dankt zijn naam aan de Hollandse IJssel en is onderdeel van de agglomeratie Utrecht. IJsselstein wordt omringd door de gemeenten Utrecht, Montfoort, Lopik, Vianen en Nieuwegein. Binnen de gemeente IJsselstein bevinden zich geen andere kernen.
Geschiedenis
IJsselstein ontstond als nederzetting in de buurt van kasteel IJsselstein, dat in 1279 voor het eerst wordt genoemd, toen het in het bezit kwam van Gijsbrecht van Amstel, die zich later ook Gijsbrecht van IJsselstein ging noemen.
Vermoedelijk in 1310 kreeg het dorp stadsrechten. 1310 was een belangrijk jaar voor IJsselstein. Er is een akte voor de wijding van de Nicolaaskerk, een huwelijksakte van Maria van Henegouwen en Arnoud van Amstel en een akte uit dat jaar waarin toestemming wordt verleend voortaan drie jaarmarkten te mogen houden. De stad IJsselstein is dan officieel een feit. Omstreeks 1390 werd het ommuurd, mogelijk voor de tweede keer. In 1418 werd het verwoest door Jacoba van Beieren op verzoek van de Utrechters en in 1466 door bendes uit Gelderland. Bij de wederopbouw na 1466 werd een gebied ommuurd dat maar ongeveer half zo groot was als daarvoor: het gebied gevormd door de huidige wijk Nieuwpoort viel erbuiten. Na een aanval van jonker Floris van IJsselstein op de stad Utrecht volgde er in 1482 een beleg van IJsselstein door de Utrechters, en in 1511 nog eens opnieuw.
In 1551 kwam IJsselstein in het bezit van Willem van Oranje als gevolg van diens huwelijk met Anna van Egmond en Buren.
Omdat het centrale gezag in de Republiek der Verenigde Nederlanden zwak was en de positie van de stadhouders sterk was maakte pas de Bataafse Revolutie aan het eind van de 18e eeuw een einde aan de uitzonderingspositie van IJsselstein en de andere enclaves. De verloren autonomie op fiscaal gebied veroorzaakte daarop grote economische achteruitgang.
De indertijd hoge algemene belastingen werden toen ook in IJsselstein ingevoerd. Een groot deel van de renteniers verliet daarom de baronie. Bovendien werden andere economische pijlers, het verbouwen van hennep voor de touwfabricage aangetast door het Napoleontische Continentaal Stelsel, dat de Fransen in 1806 invoerden en dat de handel tussen het Europese continent en Groot-Brittannië verbood. IJsselstein ging in de 19e eeuw een tijd van grote armoede tegemoet. Pas na de Tweede Wereldoorlog kwam IJsselstein, nu als forensengemeente, weer tot bloei.